Hoog- en Laat-Middeleeuwse geschiedenis van Deerlijk

964: schenking van graaf Arnulf aan Gentse Sint-Pietersabdij
Deerlijk is van oudsher een landbouwgemeente. In 964 schenkt Arnulf de Grote, graaf van Vlaanderen, de Gentse Sint-Pietersabdij grote gebieden uit zijn domein, het Medelewoud, het Sauselebos en een deel van het Feretwoud. Die schenking wordt in 994 door de Franse koning Lotharius bevestigd. De abdij laat in de volgende eeuwen het Medelewoud systematisch ontginnen en in cultuur brengen. Dit geeft aanleiding tot het ontstaan van heel wat omwalde hoeven, van waaruit de ontginning van de parochie doeltreffend wordt georganiseerd. De Gaverbeek vormt de ontginningsgrens.
Te vermelden zijn de nu nog bestaande, maar sterk verbouwde hoeves 'het Goed Scaecx te Bruyelstraete' (Desselgemstraat nr. 141) en 'het Goed ten Bruyele'.
Het Feretwoud deelt niet in deze ontginningsfase en wordt terug in het bezit genomen door de graaf van Vlaanderen, en wordt pas later ontgonnen.
Pas na enkele jaren dienen de 'pachters' heerlijke renten te betalen, zodat ze de kans krijgen een rendabele herenboerderij uit te bouwen. Sommige van deze boerderijen zullen zich ontwikkelen tot een autonome heerlijkheid.


1063: ecclesia de Trellenghem
In 1063 bekrachtigt Filips I (1052-1108), koning van Frankrijk, de stichting van een abdij van kanunniken (kapittel van Harelbeke) te Harelbeke door de graaf van Vlaanderen, Boudewijn V (ca. 1013-1067). Filips I is dan 11 jaar.
De stichting komt er op aandringen van zijn gemalin Adela (1009 of 1014-1079). In het document van 1063 met betrekking tot de stichting van het kapittel van Harelbeke is sprake van 'ecclesia de Trellenghem'.
In de beknopte geschiedenis van Deerlijk van het Agentschap Onroerend Erfgoed (https://inventaris.onroerenderfgoed.be/themas/14707) lezen en we nochtans dat de oudste vermelding van Deerlijk ('Derlike') dateert van 1070. Het is mij nog niet duidelijk van waar dit verschil van zeven jaar komt. De vermelding 'Derlike' van 1070 zou ons enkel bekend zijn in een afschrift van het einde van de 13e eeuw.
Adela speelde een belangrijke rol in de hervorming van de kerkelijke instellingen van het graafschap. Er was niet enkel de stichting van het kapittel van Harelbeke. Ook was ze betrokken bij de stichting van de kapittels van Ariën (Arras) (1049), Rijsel (1050) en Harelbeke en de abdijen van Mesen (1057) en Ename (1063).
Na het overlijden van haar gemaal Boudewijns V in 1067 trok zij naar Rome en kreeg uit de handen van de paus de sluier van een non, en trok zich terug in de abdij van Mesen. Desondanks probeerde ze in 1071 nog steun te vinden voor haar kleinzoon Arnulf III van Vlaanderen tegen haar zoon Robrecht. Zij is begraven in de abdij van Mesen.


1100: Tresleca

1150-1158: Treslengem
In 1150-1158 doet Theoderieus, kanunnik van Harelbeke, in de handen van Gerardus, bisschop van Doornik van 1149-1166[1], afstand van het personaat[2] van onder meer Treslengem. Het personaat wordt geschonken aan de abt van Sint-Pieters Gent, op voorwaarde dat Theoderius er zijn leven lang het vruchtgebruik van heeft.
[1] https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/314/729/RUG01-001314729_2011_0001_AC.pdf, geraadpleegd op 10 mei 2019.
[2] https://gtb.inl.nl/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M053121.re.1,

1177: Terlecha
...

1190: Treleche
...

1191: Tre(l)leke
... i

1207: Terlecca
...
Deheerlijkheid Deerlijk wordt in leen gehouden door de heerlijkheid Meinaartstichele (Wakken), die op haar beurt ressorteert onder het leenhof van Ingelmunster. Zij is in handen van de familie de Costere van het begin van de veertiende eeuw tot 1628. Het familiewapen vinden we terug op het retabel van rond 1535 en zal in 1937 worden erkend als gemeentewapen. Het is pas in de zeventiende eeuw dat de heren van Deerlijk effectief op de heerlijkheid verblijven. Dit is het geval met de familie Lamotte. De woning van de Simon de Lamotte wordt in 1683 door plunderende Franse soldaten verwoest. De verwoesting houdt verband met de Frans-Spaanse Oorlog van 1683 tot 1684 waarbij troepen van Lodewijk XIV Kortrijk op de Spanjaarden veroverden. Deze verovering was van korte duur: met het bestand van Regensburg van 16 augustus 1684 moest de stad terug gegeven worden aan de Spaanse Nederlanden. Blijkbaar laten de Franse soldaten het retabel ongemoeid.
De heer van Deerlijk zal een residentie in Deerlijk blijven houden. In het landboek van Deerlijk van 1747 wordt aldaar het 'Casteel' afgebeeld (nu Hoogstraat 70-74). Het gaat om bakstenen gebouwen met toren gegroepeerd rond een binnenkoer.

Tapuitstraat: landbouw in de Late Middeleeuwen
Het proefsleuvenonderzoek op 18 juni 2020 in de Tapuitstraat (zie kaart met aanduiding 'plangebied') door RAAP België leverde meerdere sporen op, waarbij de relevante sporen zich in de oostelijke hoek van het terrein bevinden. De sporen hebben te maken met landbouw en erfindelingen vanaf de Late Middeleeuwen. Het gaat om grijs aardewerk, twee randen van teilen, een rand van een voorraadpot met rechtopstaande rand, een rand en twee oorfragmenten van kannen. Twee andere resten van worstoren zijn vermoedelijk afkomstig van kookkannen. Op een ervan zijn roetsporen aanwezig. Naast het aardewerk zijn ook baksteenfragmenten aangetroffen, waarvan één fragment een dikte had van 5cm. Tot de metalen vondsten behoren de resten van een sterk gecorrodeerd bekertje en een haakvormig voorwerp. Op basis van het aardewerkensemble kan de vulling van gracht in de 13e-eerste helft 14e eeuw worden gesitueerd.
Wellicht was het plangebied voorafgaand aan deze periode niet in cultuur gebracht, vermits er aanwijzingen zijn voor een intacte podzolbodem tot de Late Middeleeuwen wanneer een zware gracht werd gegraven. Het relatief groot aantal vondsten die in de zware gracht werden aangetroffen wijst op bewoning of huishoudelijke activiteit in de onmiddellijke nabijheid. Gezien het ontbreken van bewoningssporen binnen het plangebied, kan verondersteld worden dat deze zich meer ten noordoosten, aan de overzijde van de gracht zal bevinden. De archeologen van RAAP België vragen zich omwille van de dimensie van de gracht af of het het hier dan ook mogelijk over de gracht van een verdwenen site met walgracht gaat. Op historische kaarten is in elk geval geen hoeve of site met walgracht aangrenzend aan het plangebied gekarteerd. Ook het Digitaal Terrein Model (DTM) geeft hiervan geen directe aanduiding. Het verloop van de gracht kan nog wel nog herkend worden op het DTM, waarbij deze zuidwaarts afbuigt en daardoor eerder lijkt te wijzen op een afwateringsgracht van de natuurlijke verhevenheid waarvan het plangebied zich op de rand bevindt. Het terrein ten noorden kent wellicht een hoger gelegen kern door het opploegen, iets wat ook bij percelen elders in de omgeving op te merken valt (Bron: RAAP België - Rapport 497 - Nota archeologisch vooronderzoek Deerlijk Tapuitstraat).


1420: Molen te Zande op de Molenhoek
https://www.molenechos.org/verdwenen/molen.php?AdvSearch=3651