

Gallo-Romeinse nederzetting in Deerlijk
Opgravingen op de terreinen van de GO!-basisschool De Driesprong (1974), het woonzorgcentrum (1978) en op de terreinen van de voormalige ververij Ovelacq (1997) leveren bewijs voor de aanwezigheid van een Gallo-Romeinse nederzetting uit de 2e en 3e eeuw in Deerlijk-Centrum, gelegen tussen de Sint-Columbakerk en Kapel ter Ruste.
Volgens Maurits Gysseling (1919-1997) is de naam Deerlijk een Gallo-Romeinse nederzettingsnaam, afgeleid van de persoonsnaam Trasilos, 'de energieke'. Deerlijk zou dan 'nederzetting toebehorend aan Trasilos' betekenen. Een veel minder gehoorde, maar daarom niet minder geloofdwaardige uitleg voor de naam vinden we in 'De geschiedenis van Kortrijk (N. Maddens, ed., 1990, Lannoo). 'Tresleca' zou verwijzen naar een bepaalde over een Romeinse heirweg tussen Kortrijk en Deerlijk, zijnde drie Gallische mijl (6.666m): "Een andere illustratie van het Romeinse organisatietalent is het degelijk uitgebouwde wegennet. Met de aanwezigheid van de Leie en een oversteekplaats bekleedde Kortrijk natuurlijk een belangrijke plaats. Een eerste weg volgde de rechteroever van de Leie. Uit de richting Roncq-Rijsel-Arras komende werd hij archeologisch vastgesteld vanaf Marke. Hij verloopt quasi rechtlijnig door de Magdalenastraat en de Rijselstraat, volgt de Kapittelstraat en begrenst het begijnhof aan de noordkant. Aan de stadswal bij de Mosscherbeek is hij onderbroken om aan de Minister Liebaertlaan weer op te duiken, in de richting van de Gentsesteenweg. Verder is hij bekend onder de naam Heirweg op Deerlijk (Tresleca in 1111, van tres leugae ?, 3 gallische mijl = 6.666 m). Deze 'weg op Deerlijk' had een aftakking naar rechts op de plaats waar nu de ring is aangelegd. Hij is thans quasi volledig in verkavelingen verdwenen. Op korte afstand van de hofstede De Hallen splitste hij zich. De linker vertakking volgde de oever van de Gaverdepressie in de richting van Deerlijk; de andere volgde rechts de zuidelijke Gaverdepressie, de vroegere weg naar Oudenaarde, nu Eikstraat".
De GO!-basisschool De Driesprong, het woonzorgcentrum en de voormalige ververij Ovelacq bevinden zich in de onmiddellijke nabijheid van het plein dat in de volksmond wordt aangeduid als 'den Dries'. Dat is toch wel opvallend. In welke mate was er continuïteit van bewoning tussen de Gallo-Romeinse nederzetting en de heerlijkheid Assche die hier vorm kreeg?
Wat is een dries ? Dit is een oud toponiem (plaatsnaam). 'Driesch' komt al voor in een 13e-eeuws Vlaams document en betekent dan 'braakliggend weiland'. Dit evolueert tot naam voor een nederzettingsvorm in Vlaanderen en Zuid-Nederland. Bij een dries vindt men huizen rondom een centraal middenplein, dat meestal een driehoekige vorm heeft. In sommige streken heeft het middenplein eerder een langwerpige vorm. Dit middenplein deed in de middeleeuwen dienst als gemeenschappelijke weide (meent) voor het vee en als plaats waar men mocht planten, dus men mocht er niet op bouwen. De Deerlijkse Dries is inderdaad een relatief grote onbouwde oppervlakte binnen het dichtbebouwde Deerlijkse dorpscentrum.
Bij een dries was ook vaak een drinkpoel gelegen. Rondom de dries stonden meestal de belangrijkste boerderijen van het dorp met enkele aanhorig kleinere huizen. De driehoekige vorm liet toe dat het vee 's nachts bijeen kon worden gedreven door slechts op drie plaatsen te moeten afsluiten. Meestal ziet men dat de kerk net buiten een van de punten van de driehoek is gelegen.








Van Nemetacum (Arras) naar Terlecha?
Wat weten we met de vaststelling dat er zich bij de Dries in Deerlijk een Gallo-Romeinse nederzetting bevond? Wat moeten we ons voorstellen bij 'nederzetting'?
De Gallo-Romeinse nederzetting in 'Deerlijk' was geen eiland.
Vierin (1958) schetst een weg die vanuit Arras naar Kortrijk loopt via Rijsel en Roncq. Vanuit Kortrijk werd de 'Deerlijkse' nederzetting aangedaan via een heirweg die vanuit Kortrijk naar Kruishoutem loopt. We lopen de (vermoedelijke) Romeinse weg van Arras naar Kruishoutem af.
ARRAS of Nemetacum/Nemetocenna heeft een Gallo-Romeins verleden. Het gebied werd oorspronkelijk bewoond door de Keltische Atrebati. Ptolemaeus beschreef het gebied van de Atrebati als aan de kust van de Belgae, dicht bij de rivier de Sequana (Seine). Hij noemt 'Metacum' als een van hun steden.
In 57 v.Chr. maakten de Atrebate deel uit van het verbond der Belgae, gevormd in respons op de veroveringen van Julius Caesar in Gallië. Ze brachten 15.000 manschappen in het verbond. Caesar vond dit een bedreiging en trok op tegen hen. De Belgae hadden echter een betere tactische positie, en het resultaat was een impasse. Toen er geen gevecht kwam braken de Belgae het verbond op, en beslisten elkaar te verdedigen als Caesar een van hen aanviel. Caesar viel vervolgens verschillende van deze stammen afzonderlijk aan en onderwierp hen.
De Atrebati sloten toen een verbond met de Nerviërs en de Viromandui. Ze vielen Caesar aan bij de Slag aan de Sabis maar werden verslagen. Een Romein, Commius, werd hun koning. Commius had meegevochten in twee expedities in Britannia: in 55 en 54 v.Chr., en hij onderhandelde over de overgave van Cassivelaunus. Als dank voor zijn trouw kreeg hij ook leiding over de Morini. Later keerde Commius zich echter tegen de Romeinen en hielp bij de opstand van Vercingetorix in 52 v.Chr.
Na de nederlaag bij Alesia van Vercingetorix had Commius nog meer confrontaties met de Romeinen. Hij onderhandelde over een wapenstilstand met Marcus Antonius en uiteindelijk moest hij met een groep volgelingen naar Britannia vluchten. Hij schijnt echter later terug invloed te hebben gewonnen in Gallië: munten met zijn naam van na de verovering zijn gevonden, samen met ofwel Garmanos of Carsicios, die zijn zoons of regenten geweest kunnen zijn.
Arras werd de locatie van een Romeins garnizoen, Atrebatum. Atrebatrum lag op een heirweg die Boulogne-sur-Mer verbond met Cambrai of Kamerijk.
De Dronckaertstraat (afgeleid van 'De Ronkestraat') volgt hierbij het tracé van de Romeinse weg (Rekkem, Lauwe en Marke). De Romeinse weg gaat dan door KORTRIJK via de Rijselstraat, de Kapittelstraat en de noordkant van het Begijnhof. Zij bereikt de Deerlijkstraat (zie foto's) ter hoogte van 'de Blaasbalg' (zie foto). Dit is een aloude plaats: in 1639 bevond zich hier hostellerie den Blaesebalck die toebehoorde aan de Groeningeabdij en op 6 september 1645 op bevel van de de magistraat in brand werd gestoken
De weg loopt dan verder over Harelbeke, Deerlijk, Waregem en "tot men haar spoor verliest in de omstreken van Kruishoutem".
In welke mate zijn dit speculaties van Vierin? Bewijzen voor een Romeinse weg werden gevonden in de Rijselstraat: "Om er zich van te verzekeren dat het wel een Romeinse weg was, heeft men in de Rijselstraat twee gleuven onderzocht die de baan doorsneden en op een diepte van 1.30 m vond men een laag keien, en arduinstukken het RUDUS vormend, op een laag zand waaruit men bovendien scherven van Romeinse pannen opgehaald heeft" (Vierin, 1958). Rudus is een laagje grof beton.
In 1770 werd de Deerlijksestraat in Kortrijk aangeduid als de 'Straete van Cortryck naer Wareghem'.
De Deerlijksestraat gaat over in de Zandbergstraat in HARELBEKE. Deze naam verwijst naar ontstaan van Harelbeke op de droge, zandige rechteroever van de Leie. 'Harel' is afkomstig van het Germaanse 'haru'. Het verkleinwoord is 'harula'. Dit betekent zandige heuvelrug (zandberg). De Zandbergstraat is ontstaan op een belangrijk ouder tracé. De straat wordt in 1768 aangeduid als 'Herwegh van Cortryck naer Deerlyck' (Agentschap Onroerend erfgoed, s.d. 1).
Vierin stelt dat de weg van Arras naar Kruishoutem is afgebakend door meerdere vondsten waaronder "twee typische waterputten" in Harelbeke. Uit één van deze putten werd een ton bovengehaald die de merken droeg van Gallo-Romeinse kuipers ("Vitalis, Tertius Severus, Lucius Severus, e.a."). in de tweede put werd "een kunstig uitgesneden sandaal" gevonden (Vierin, 1958).
Harelbeke was een belangrijke vicus aan Leie die bewoond werd tussen 70 en ongeveer 275 n.Chr. Het hoogtepunt van de vicus lag in de 2e helft van de 2e eeuw.
De grote dichtheid aan sporen en vondstmateriaal op de Collegewijk wijst op welvaart. Talrijke waterputten werden gevonden en in meerdere van hen werd een munt aangetroffen als bouwoffer.
Bij opgravingen van de vicus werden veelvuldig fibulae aangetroffen, meestal bronzen exemplaren van verschillende types. Op een aantal was versiering aangebracht in groen, rood, oranje of blauwe email.
Een bronzen mantelspeld werd gevonden in een offerkuil. De plaatfibula in oranjekleurig email heeft de vorm van een sandaal waarbij de zwarte stippen de schoenspijkers symboliseren. Toeval of niet, het spijkerpatroon vormt de puntcirkel. Een terugkeren motief dat misschien niet puur decoratief was, maar te linken valt aan planetaire symbolen.
De Heerbaan in Harelbeke gaat over in de Kortrijkse Heerweg in DEERLIJK. Deze weg was reeds weergegeven op de Ferrariskaart (1770-1778) als beboomde weg zonder bebouwing. In 1716 werd deze belangrijke verbindingsweg gekasseid. De Atlas der Buurtwegen (1849) toont een nagenoeg onbebouwde weg.
We vervolgen onze weg naar WAREGEM en strijken neer in Nieuwenhove. Op het grondgebied van Waregem (en zijn deelgemeenten) zijn een twintigtal vindplaatsen gekend uit de Gallo-Romeinse tijd. De vondsten concentreren zich op twee plaatsen: de hogere oevers van de Leie en de oevers van de Gaverbeek, waaronder Nieuwenhove.
Bij opgravingen in 1933 en 1976 op het Goed te Nieuwenhove (ook 'hoeve Ameye') werden verschillende Gallo-Romeinse gebruiksvoorwerpen aangetroffen, voornamelijk aardewerk uit de 2e en 3e eeuw, wat er op wijst dat er toen al een nederzetting was.
Verschillende auteurs vermoeden dat een Romeinse weg de Gaverbeek kruiste ter hoogte van het gehucht Biest. Op verschillende plaatsen werden bewoningssporen vastgesteld tijdens opgravingen of werfbegeleidingen.
In KRUISEM (Kruishoutem) vond systhematisch archeologisch onderzoek plaats op de site Kapellekouter ten zuiden van de huidige dorpskom.
Uit de vroeg-Romeinse periode (1ste tot 3e eeuw) dateert een Gallo-Romeinse vicus met centrale economische en religieuze functie. Hier werden onder meer talrijke massieve bronzen godenbeeldjes van Mars, Mercurius, Victoria en Minerva gevonden. Deze verwijzen naar een heiligdom.
Vier opgegraven waterputten, aardewerk, honderden munten, fibulae en sieraden wijzen op het belang van de nederzetting. Laat-Romeinse bewoningsresten, een agrarische nederzetting van Germaanse immigranten uit de 5e eeuw en twee Merovingische bewoningskernen of villas met grafplaats laten een continuïteit in bewoning vermoeden.
Bibliografie
* Agentschap Onroerend Erfgoed (s.d.). Zandbergstraat. https://inventaris.onroerenderfgoed.be/themas/14853
* Couchez, K. (2016). Daar waar het Romeins schoentje wringt (masterproef). https://libstore.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/303/847/RUG01-002303847_2016_0001_AC.pdf
* Vierin, J. (1958). Gallo-Romeinse sporen te Kortrijk. West-Vlaanderen, jg. 7, nr. 5, 324-326).